Op de tribunes zingt een deel van de fans ‘Le Chant des buts’, een van de oudste clubliederen van de Brusselse club die in 1897 werd opgericht. 48 jaar lang vegeteerde de ploeg in de lagere klassen van het Belgische voetbal, maar door hun stuntwerk tijdens het seizoen van 2020-2021 trad Union Saint-Gilloise weer helemaal uit de anonimiteit. Sindsdien davert een deel van de hoofdstad mee op het ritme van de overwinningen en de hype die er rond hangt. Er staat ook een massa nieuwe supporters klaar om volksliederen te zingen, doelpunten te vieren en pintjes te drinken. Maar lang voordat het Joseph-Marienstadion aan de rand van het Dudenpark in Vorst voor sommigen een tweede thuis werd (en voor anderen de nieuwste plek om te drinken en gezien te worden), trok het al een gemengd publiek aan. Op de oostelijke tribune kun je echter niet om een paar bekende koppen heen: restauranteigenaren, brouwers en enkele bekende fijnproevers. Allemaal in de opperste staat van concentratie…
Supporters met smaak
Je kan hem niet missen, de eigenaar van Vieux Mila (Moskoustraat 28, Sint-Gillis) genoemd naar de Kameroense voetbalgod Roger Milla. Parfait Ebeng heeft het postuur van een centrale verdediger. Onverzettelijk achter de toog, maar tegelijkertijd continu aan het zwerven tussen de zaal en de keuken. Een gesprek over Union beantwoordt hij met een oprechte en aanstekelijke glimlach. Je kunt Parfait moeilijk kwalijk nemen dat hij een supporter van de overwinning is. Hij is al twintig jaar trouw aan de club en de sportieve teleurstellingen in de aanloop naar het nieuwe seizoen zijn hem niet vreemd. Hij begon mee te zingen toen de club, die toen nog in derde klasse speelde, zijn roots wou versterken en bij de lokale winkeliers en restauranteigenaren kwam aankloppen om sponsor te worden. Maar dit jaar is er geen spoor meer van de affiches van Vieux Mila rond het veld van Union. De sponsoring is te duur geworden voor zijn kleine onderneming – en dan nog, heeft nog wel reclame nodig in deze buurt? Parfait, vroeger een vaste stamgast bij elke Belgische uitwedstrijd, heeft besloten het rustiger aan te doen: ‘Ik maak plaats voor de jongeren. Ik heb België nu wel gezien. Maar nu we in de Europacup spelen, mis ik geen enkele reis. Liverpool, Berlijn, Frankfurt… Ik heb ze allemaal met de bus gedaan, met mijn maten. En in onze bus eten we goed, geloof me maar.’
Op verplaatsing met de bus, daar weet Rémy Bossert alles over. Over Tupperwaredoosjes of lunchpakketjes ook. De Elzasser, die al aardig richting de zestig gaat, heeft geen officiële culinaire achtergrond. Professioneel omschrijft deze genereuze, no-nonsense rugbyspeler zichzelf als ‘een bedrieger’. Maar bij nader inzien heeft hij een ingenieursdiploma, een diploma van chef en charcutier, eentje als kunstvlieger en is hij voorzitter van twee verschillende verenigingen. Oh ja, en een titel van ridder in de Nationale Orde van Verdienste, gewoon voor de show. Maar dat is niet de manier waarop Rémy afgeschilderd wil worden, dus laten we gewoon zeggen dat hij heerlijke patés maakt. ‘De tijd rekken, dat vind ik leuk, weg van het haasten. Waarom zou ik een worst gaan kopen als ik hem ook zelf kan maken? Wil je er één trouwens? Het is everzwijn, ik heb hem zelf gevangen met pijl en boog. Charcuterie, dat is de kunst van je tijd nemen en creatief zijn zodat je niets moet weggooien. Heb je ooit gehoord van andouillette à la ficelle (Franse worstspecialiteit, nvdr.)?’ vraagt hij terwijl hij een droge worst snijdt met een Opinel-mes. Rémy ontdekte Union in 1987, tijdens een stage van tien maanden in Brussel. Daar botste hij op een ouderwets bakstenen stadion en een sfeer die hem aan zijn dorp deed denken, het was zijn manier om ‘terug wat onzekerheid te brengen in een al te deterministische wereld’. Aldus, Remy de romanticus.
Het verbaast niemand dat de koning van de vleeswaren ook regelmatig in Bus 2 zit, net als Parfait, die hij regelmatig voorziet van crémant uit zijn geboortestreek de Elzas. Op de reis naar Frankfurt in de Europa Cup in februari had hij fazantenpaté bij een patrijs in de korst met het USG-logo. ‘Ik wilde iets plezant doen voor mijn maten. We gaan de wereld niet veranderen, maar als we het leven wat aangenamer kunnen maken…’.

© Elisabeth Debourse
‘Voetbal om te drinken’
Net zoals het absurd zou zijn om over het Franse voetbalelftal te praten zonder Zinédine Zidane te vermelden, zou het in dit liefdesverhaal van de Brusselse brouwers en Union Saint-Gilloise in het beste geval gebrekkige research en het slechtste geval onverantwoord zijn om niet over Cantillon te spreken. De passie voor Union – net zoals die voor geuze trouwens – wordt in de familie Van Roy doorgegeven van vader op zoon. Maar soms moet je verder kijken dan je neus lang is om de nuances te zien. La Senne, la Source, la Mule, En Stoemelings… De onafhankelijke Brusselse brouwerijen zijn goed vertegenwoordigd in de tribune van Sint-Gillis, ondanks het feit dat Jupiler – toch niet altijd even sprankelend – het enige bier is dat hier geschonken wordt.
Eigenlijk heeft de oprichter van Brasserie de la Mule weinig met voetbal. En toch kan je de geel-blauwe sjaals, stickers en pallets niet missen als je binnenstapt in de Rubensstraat 95 in Schaarbeek. En wel hierom: Joël Galy houdt niet van sport, maar wel van Union! En daar zit zijn overstap naar Cantillon zo’n tien jaar geleden – na zes jaar bij La Senne – voor iets tussen. ‘In het begin was Union gewoon een excuus om mijn maten te zien en wat te drinken. Maar vanochtend werd ik zwetend wakker omdat ik had gedroomd dat we een beslissende wedstrijd tegen Anderlecht hadden verloren (de andere grote Brusselse club, die op het moment van dit interview gelijk staat met Union, nvdr.). Naar Union gaan heeft veel weg van naar de kerk gaan. Elke zondag zie je hier dezelfde mensen en beleef je samen dezelfde dingen. Het is bijna christelijk! En het is misschien wel de enige plek die zoveel mensen met verschillende achtergronden samenbrengt, net zoals in de echte wereld. Ik ben geboren in Zweden en ik heb Franse ouders, maar ik ben voornamelijk Brusselaar – een echt zinneke. En dat bastaardkantje, die mengelmoes, vind ik ook terug bij Union. Dat vind ik er leuk aan.’
Zijn Brasserie de la Mule lijkt wat op het Marienstadion: een iconische plek met rode bakstenen (de Écuries van de tram), lekker Brussels, een beetje ondergronds, populair, maar nog altijd wel in de schijnwerpers. Want het bier van de brouwer met de muilezel wordt zowat overal in de hoofdstad gedronken, en in Sint-Gillis nog meer dan daarbuiten. ‘Ik ben niet naïef. Natuurlijk maakt Union deel uit van de kapitalistische voetbalbusines, maar dat artisanale kantje is er ook nog altijd. En dat is wat we gemeen hebben: we zijn ook vakmannen. Vakmannen die houden van ‘t goeie leven en ons amuseren.’
Union is overal
Die relatie met authenticiteit en dat verlangen naar traditie, is wat Giulia Bevilacqua er min of meer toe aanzette om in augustus 2023 MangiaSiempre (Bondgenotenstraat 196, in Vorst) te openen, op twee minuten lopen (of vijf al waggelend) van het Joseph-Marienstadion. En dat is geen toeval, haar partner is een die-hard supporter. ‘Ik moest hier wel iets openen als ik hem af en toe wou zien’, lacht ze, terwijl ze een oranje schort draagt die ze kreeg van de wereldkampioen posteleinpesto. Met haar guitige Umbrische accent zorgt Giulia ervoor dat haar trattorietta aanvoelt als een thuis. Ze serveert eten, luistert naar de liefdesproblemen van de buren en maakt de wereld beter met pistache-cappuccino’s. En op wedstrijdzondagen, ook al is het haar sluitingsdag, wijst ze niemand af die er een, twee of drie wil drinken voor de ‘echte’ festiviteiten. Opendoen na de match daarentegen, is uit den boze: ‘Ik ken ze, dan zijn ze zat en laten ze mijn flessen vallen’, grapt ze. Net als voor veel mensen is Union ook de bron van haar katers op maandagochtend. Op die dag blijft de zaak gelukkig dicht. Uiteindelijk hebben de tien couverts en 9400 stadionzitjes hetzelfde doel: bewoners van de buurt (en ver daarbuiten) samenbrengen op een laagdrempelige plek waar iedereen zich thuis voelt.
Van slagerij Gaston (Waterloosesteenweg 142, Sint-Gillis) tot En Stoemelings (Dieudonné-Lefèvrestraat 37, Brussel-Stad) of Cantillon (Gheudestraat 56, Anderlecht), om nog maar te zwijgen van Café du Louvre (Waterloosesteenweg 142, Sint-Gillis) en Fooding (Théodore Verhaegenstraat 190, ook Sint-Gillis), als je iets zoekt om te eten en te drinken, hoef je alleen maar eens goed te gluren naar de reclameborden langs het veld. Of je nu uit Zweden, Frankrijk, Italië of Kameroen komt, de tiende oudste voetbalclub van België representeert een hoofdstad die op een of andere manier toch verenigd is – of toch voor een stukje van de samenleving. Een Brussel dat bij elkaar komt voor de smaakvolle dingen in het leven, vriendschap ontstaan rond een goed stukje paté, een gezellige spaghetti of een flets pintje.
Ah, voetbal. Noé Boever werd er als kind al verliefd op. De gevolgen? Hij is geen profspeler geworden en draagt nooit matching sokken, maar hij is wel een fiere Union-x en medeoprichter van de podcast Min 21, die wedstrijden analyseert vanop de reservebank