Het lijkt erop dat die tweede groep, de overtuigde ‘comptoiristen’, in België steeds groter wordt. Een recent voorbeeld? Bloesem in Antwerpen, waar acht gasten, vijf avonden en twee middagen per week, plaatsnemen aan een langgerekte bar voor een choreografie van verfijnde gerechten, tot in de puntjes geënsceneerd door chefs Nebo Schamp en Brend Geudens. In september leverde dat hen meteen de titel van ‘Beste Tafel’ op in de gloednieuwe Belgische Fooding-gids 2025.
En vorig jaar in Veurne, ver van de drukte van de kust, ging de hoofdprijs al naar ‘Pieter’, een piepkleine bar met amper zes zitjes. Wat de twee plekken gemeen hebben? Slechts een handvol toogtafels en één vast menu, een echte experience – en voor één keer is dat geen hol woord. Het voelt alsof je bij de chefs thuis aanschuift en gezellig wat kletst tussen de gangen door. De pannen staan open en bloot, de playlist is gepersonaliseerd en alles voelt de facto als een performance waar je automatisch deel van uitmaakt. Iedereen wint: wij, omdat deze maaltijd op ons netvlies en in ons hart gegrift staat; zij, omdat ze hun creaties kunnen showen en af en toe zelf in de spotlight mogen staan. Bepaalt dit geslaagd samenspel de smaak van nu, en die van de toekomst?
® Maud Peeters
Daar lijkt het wel op. In een land dat vroeger vooral gekend stond om zijn kleverige cafétogen, wint de bar ook in gastronomische restaurants aan terrein, zoals bij Misera, Éliane en Commotie. Daar draait het om meer dan het eten alleen, de toog fungeert er als een podium voor ‘speciallekes’: een open fire, experimentele tafelschikking of interactief proefwerk. Een echt ‘toogtheater’, waar alles zich voor je ogen afspeelt, zelfs voor wie nog aan de paar overgebleven tafels zit. Iedereen krijgt waar voor zijn geld.
Inderdaad, het toogconcept blijkt verrassend rendabel voor alle betrokken partijen. Met slechts een paar vierkante meter en een beperkte investering draaien de restaurants goed, ondanks het kleinere aantal zitplaatsen. Menu’s en service zijn strak op elkaar afgestemd en zorgen ervoor dat de zaak ’s avonds volgeboekt raakt. Tegelijk is het ook een slimme manier om het personeelstekort en de hoge loonkosten in de sector te ‘counteren’ (pun intended): koken en bedienen gaan hier letterlijk hand in hand. Een kleine kanttekening voor de gasten: de hoge stoelen in rijen zijn niet altijd even comfortabel en minder geschikt voor groepsgesprekken.
© Pieter D'Hoop
Furbetto in Leuven, Debra in Gent, Nightshop in Brussel, Pépin in Luik, Smudged in Antwerpen, Onslow in Brugge … Na de Japanse sushitoogs en de counters van de Amerikaanse diners, is er nu ook een Belgische variant: restaurants die nabijheid (soms zelfs intimiteit) creëren, en gezelligheid met verfijning combineren. Alsof je elke avond frontrow zit.

